Kandidaatsexamen Economie, Nederlands Economische Hogeschool, Rotterdam. 1931-1934 Werkzaam bij de Handelsvereniging ‘Amsterdam’; 1935-1939 Werkzaam bij de afdeling Handelsakkoorden, Ministerie van Economische Zaken; 1939-1940 Hoofdcommissies Ministerie van Economische Zaken, leiding bureau Z.O., Europa Directeur Rijksbureau voor de metalenverwerkende industrie; 1945 President-directeur Rijksbureau voor Metalen; 1945-1947 Directeur Afdeling Buitenlandse Economische Betrekkingen, Ministerie van Economische Zaken; 1947-1958 Waarnemend Directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen; 1948 Plaatsvervangend Regeringscommissaris voor het Europees Herstelprogramma; 1948-1949 Hoofd Nederlandse Missie voor het Marshall Plan te Parijs, met de persoonlijke titel van gevolmachtigd minister; 1949-1952 Directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen; 1952-1962 Lid Hoge Autoriteit Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, vanaf 1958 Vice-voorzitter; 1962-1970 Buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur, Hoofd permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Europese Gemeenschappen te Brussel; 1971-1974 Buitengewoon en gevolmachtigd ambassadeur, Hoofd permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de Noord Atlantische Raad te Brussel; diverse adviseurschappen. 1971-1981 Regeringscommissaris voor de Gasexportprijzen. Enkele publikaties:
Adviescommissie Europese Unie (voorzitter D.P. Spierenburg): Europese Unie: Rapport van de Advieskommissie Europese Unie, Den Haag (1975); Groep van ofhankelijke deskundigen (voorzitter D.P. Spierenburg): Voorstellen tot hervorming van de Commissie van de Europese Gemeenschappen: rapport opgesteld op verzoek van de Commissie, Brussel (1979); D. P. Spierenburg, R. Poidevin, The History of the High Authority of the European Coal and Steel Community. Supranationality in Operation (1994).